Ieder kind heeft recht op een blauwe plek, zo horen we regelmatig. Spelen is risico nemen, en daar leren kinderen van. Maar het valt op dat rond spelen, risico’s en aansprakelijkheid het vooral gemeenten zijn die zich geen builen laten vallen. Tijdens de Week van de Openbare Ruimte 2013 hebben Maarten Bosman en ik de workshop over spontaan spelen gehouden. Aanleiding is het lopende onderzoek over burgerinitiatieven en aansprakelijk dat wij uitvoeren in opdracht van het Ministerie van BZK.
Attractiebesluit, Veiligheid en Aansprakelijkheid Spontaan spelen is compleet logisch vanuit het oogpunt van kinderen (en hun ouders) maar absoluut onlogisch vanuit het perspectief van de overheid. De crux zit hem in wet- en regelgeving rond speeltoestellen en ondergrond, over veiligheid, materialen en aansprakelijkheid. Het zogenaamde Attractiebesluit is bedoeld om voorwaarden en eisen te stellen aan speeltoestellen in de (publiekelijk toegankelijke) openbare ruimte om zo kinderen en gebruikers te behoeden voor onnodige risico’s op ongelukken en letsels. Burgers weten zo waar zij aan toe zijn als hun kinderen spelen op en rond deze speelplekken. Mocht er toch iets mis gaan, dan dient de gemeente duidelijk te maken dat zij goed gekeken heeft naar ontwerp en inrichting van speelplek en speeltoestellen, en van de staat van onderhoud en beheer. Zodoende werken gemeenten preventief – door vooraf zo optimaal mogelijk te voldoen aan geldende regels voor speeltoestellen verminderen zij de kans op ongelukken en daarmee – als juridisch eigenaar van de openbare ruimte – het risico dat burgers hen aansprakelijk stellen en een schadeclaim indienen bij letsel en schade. Dat geldt overigens voor alle juridisch eigenaren, het speeloefentoestel dat zorginstelling De Posten Enschede op eigen grond liet plaatsen als fysieke aanjaagplek voor meer bewegen van oudere mensen voldoet ook aan alle bekende regels over toestellen en ondergrond. Het is publiek toegankelijk.
De arm van het Attractiebesluit reikt ver, zowel juridisch bezien als in de interpretatie ervan door gemeenten. Een beetje kunstwerk waar op of mee gespeeld kan worden moet al op zijn tellen passen. Hiernaast een afbeelding van kinderen die op het kunstwerk de Merel en de Bijeneter spelen in Enschede. Een ander voorbeeld is de Gemeente Amersfoort die nu een aantal jaar heeft kunnen oefenen met het Skelet, een tijdelijk kunstwerk van stammen, bouten en moeren, dat in elkaar gezet een prachtig klimobject is. De samenwerking tussen bewoners, kunstenaar en ambtenaren heeft ervoor gezorgd dat er geen onnodige veiligheidsrisico’s zijn ontstaan.
Om zichzelf wat ruimte te geven verkennen gemeenten en instellingen momenteel de grenzen van de speelaanleidingen en het natuurlijk spelen. Want kinderen kunnen natuurlijk prima uit de voeten met een hoop zand, wat boomstammen en rotsblokken, vinden we. De tijd dat op iedere straathoek een wipkip geplaatst moet worden lijkt echt voorbij te zijn. Maar goed, dat natuurlijk spelen vraagt ook ruimte, en niet iedere stad of dorp heeft dat beschikbaar.
Urban Playing Revisited Tijdens onze workshop over spontaan spelen hebben we het balspelletje stoepranden aangehaald, als voorbeeld van hoe wij vroeger zelf gespeeld hebben. Stoepranden is spontaan spelen, je hebt een weg met twee stoepranden nodig en een bal. Het liefst geen geparkeerde auto’s en niet te veel wegverkeer, want de bal gaat wel van de ene kant van de weg naar de andere. Als stoepranden nu zou zijn bedacht zou het Urban Playing heten. Onze wens tot veiliger spelen heeft echter ook al geleid tot aparte betonnen balkconstructies met lichtjes die op schoolpleinen en speelplekken geplaatst worden.
Een andere vorm van spontaan spelen is niet bedacht door kinderen maar door hun ouders. Steeds vaker plaatsen zij particuliere speelobjecten in de openbare ruimte, van plastic glijbaantjes en speelhuisjes tot mini-trampolines en bij de bouwmarkten gekochte schommels. Voor gemeenten zijn deze particuliere objecten – in feite kleinschalige burgerinitiatieven – een groot probleem, want zij voldoen zelden aan de geldende wetten en regels rond veiligheid en spelen, maar staan wel in de publieke ruimte. Hoe gaan we hier mee om?
De standaard benadering is dat de speelobjecten illegaal verklaard worden en dat zij verwijderd worden. Gemeente Almere, die recent is aangesloten bij het BZK-onderzoek, probeert het anders te doen. Terwijl het bestaande gemeentelijk beleid rondom spelen en speeltoestellen wordt vastgehouden, is Almere van plan de particuliere speelobjecten te gaan gedogen, ofwel: bewust afzien van het naleven van wet- en regelgeving. Dat vraagt wel een grotere mate van verantwoordelijkheid van de burgers zelf, als eigenaren van de speelobjecten en als ouders.
Particuliere speelobjecten Voor Almere is het een zoektocht naar een nieuwe verhouding tussen de overheid en burgers, binnen wat de participatiesamenleving genoemd wordt. Het betekent bijvoorbeeld niet dat de gemeentelijke handhavers werkloos gaan toezien, ook zij mogen de ouders bijstaan met advies hoe de veiligheid rondom hun eigen speeltoestellen vergroot kan worden. Een schommel boven stoeptegels is misschien onhandig. Een speelhuisje onderaan een gemeentelijke glijbaan ook. En soms is een stellage te gevaarlijk en wordt gevraagd om het toch maar weg te halen.
Klankbordgroep Particulier Speelinitiatieven Het experiment Particulier Speeltoestel gaat als het aan Almere ligt vier jaar duren. Maar al rond de zomer kunnen we kennis nemen van de eerste ervaringen en inzichten. Om het experiment te ondersteunen wordt er een aparte klankbordgroep Particulier Speelinitiatieven opgericht, waarvoor wij graag experts op het gebied van spelen binnen en buiten de gemeente voor uitnodigen om aan deel te nemen. Mocht je interesse hebben om deel te nemen of om op de hoogte gehouden te worden van de verder ontwikkelingen, stuur dan een email naar mark.verhijde@gmail.com of m.bosman@ruimtelijkplan.nl of neem even telefonisch contact op: Mark Verhijde, projectleider BZK onderzoek Burgerinitiatieven en Aansprakelijkheid, telefoonnummer 06-52653005