Against the grain? Krimp en creatieve industrie

CIMG1008Voor de conferentie Shrinkage in Europe (Amsterdam, 16 en 17 februari 2011) onderzocht ik samen met Yvonne Rijpers de steden die te maken hebben met bevolkingsdaling en inzetten op cultuur en creatieve industrie.

Waarom kiezen om creatieve stad te worden? En werkt dat als instrument tegen krimp? De casus is Heerlen in Parkstad Limburg. Heerlen heeft al enige jaren geleden gekozen voor versterken van innovatie en creatieve industrie, waarbij het TNO onderzoek uit 2005 over de kracht van de zogenaamde zuidelijke Tripool (met Maastricht en Sittard-Geleen) als uitgangspunt dient. Heerlen heeft in de tussentijd ook flink wat te bieden, van IBE (International Breakdance Event) tot Schunck, van pocketpark tot creatieve entrepeneurs, van de prijsvraag Design for Emptiness tot het best bezochte museumkasteel Hoensbroek 2010. En vanzelfsprekend veel, heel veel leegstaande panden en gebouwen.

Cultuurwethouder Lex Smeets is er glashelder over: Heerlen moet een spannende, bruisende en jonge stad worden. De hoofdstad van regio Parkstad biedt al veel voor de bezoekers, maar mag ook nog aantrekkelijker worden voor jeugd en jongeren. Voor hun opleiding verlaten jongeren de stad, fijn als zij daarna weer terug willen komen. Dat lukt alleen als Heerlen hen ook iets te bieden heeft, op gebied van cultuur en met economische vooruitzichten. Parkstad Limburg herbergt wel de grootste zonnecellenfabriek van Europa, met diverse technologische spin-offs. Dat is de “nieuwe energie” die vraagt om sterk creatief ondernemerschap. Maar het is tegelijkertijd work in progress, dat beseft Heerlen maar al te goed.

Creatieve industrie is zo op diverse manieren economisch gemotiveerd. Hoe vergaat het andere steden die te maken hebben met bevolkingsdaling en inzetten op creatieve industrie als nieuwe economische pijler?

De bijdrage van Brian Robson aan de conferentie Shrinkage in Europe 2011 gaat ondermeer in op Liverpool en Manchester, twee voormalige industriesteden in Engeland, die allebei te maken hebben met krimp.
Beide steden zetten fors in op de creatieve economie als instrument om aantrekkelijker te worden, economische activiteiten te ontwikkelen, en nieuwe doelgroepen aan te trekken. Zo kent Manchester het Lowry Centre, het prachtige Imperial War Museum North (van Daniel Libeskind) en de beruchte club Hacienda, en heeft de muziekscene veel ruimte genomen en gekregen. Manchester’s inner city en een aantal wijken (gebieden) daaromheen laten geen krimp meer zien, maar een toename van bevolking.

In Liverpool huist een deel van de Tate Gallery, kent ook een bloeiende muziekscene en natuurlijk is de stad Culturele Hoofdstad 2008 geweest. Maar ondanks de flinke investeringen van de nationale regering en Europa blijft de stad krimpen, in alle delen, zo blijkt uit de data van Robson. Daar helpt de focus op de culturele economie niets aan. Hoe komt dat?

Na de transitie van een productie-economie (industrie & haven) naar een consumptie-economie (diensten & mensen) blijkt dat een grote stad als Liverpool in de periferie ligt, zo betoogt Robson. De belangrijke haven heeft zijn functie verloren en anders dan het nabij gelegen Manchester is Liverpool een cul-de-sac geworden. Krimp is onontkombaar en niet tegen te gaan.

Door de omvang van Manchester, scherpe keuze voor het stadshart en vooral de goede verbinding en aansluiting met Midden Engeland is hier de krimp beperkt. Het zijn vooral die delen van de stad die (weer) perifeer liggen, waar bevolkingsdaling optreedt. Dat brengt Robson ertoe om al dan niet structurele krimp vooral op te vatten als een gevolg van de verschillen in functionele rolen van steden en gebieden, de zogenaamde “settlement links within”.

Robson heeft dan ook twijfels bij grootschalige investeringsprogramma’s die werken ‘against the grain’ ofwel tegen de marktsituatie in (zoals het Pathfinder Programme, zie eerdere blog Marktfalen). De resultaten in de perifere steden in Noord Engeland zijn minder goed dan in de steden en wijken die goed gelinked zijn, en al helemaal als dat afgezet wordt naar de enorme investeringen die tot 2009 gedaan zijn. Robson verwacht dat de ‘cul-de-sac’ steden het gewoon niet gaan redden in de concurrentie met andere ‘verbonden’ steden, als de investeringsprogramma’s aflopen. Met andere woorden, Liverpool redt het dan niet en blijft krimpen, Manchester wel en gaat stap voor stap weer groeien.

Heerlen investeert als een van de weinige gemeenten nog fors in cultuur en creatieve industrie, naast uitgebreide herstructurering in wijken (MSP, Hoensbroek, misschien Vrieheide), binnenstedelijke vitalisering en economie. Met Brian Robson’s betoog in het achterhoofd, is de stad een cul-de-sac en ligt Parkstad in de periferie, of maakt Heerlen deel uit van een groter verbonden netwerk van steden, met Maastricht, Luik en Aken?

Voor het artikel “Shrinkage and culture as a tool to counteract it” stuur een email naar mark.verhijde@gmail.com