De Participatiesamenleving komt eraan en burgerinitiatieven kun je zien als belangrijke dragers ervan. Maar kunnen bewoners dat ook allemaal aan? Gaan burgerinitiatieven in achterstandwijken er niet heel anders uitzien dan die in de wijken met veel sociaal-economische kracht?
Het voorbeeld rond de speeltuinverenigingen in Geldermalsen, waar bewoners het beheer en onderhoud van de speeltoestellen in de openbare ruimte doen, laat de verschillen in kwaliteit van speeltoestellen en speelplekken na tien jaar zelfbeheer zien. De oorzaak van die verschillen ligt in het vermogen van bewoners om zelf geld te regelen voor vervanging en nieuwe toestellen in hun speeltuin.
Al in 2003 besloot de gemeenteraad daar om het beheer en onderhoud van de speeltoestellen over te dragen aan de diverse bewonersgroepen in de wijken en dorpen. Concreet gaat het dan om de beheerbudgetten, niet om het geld dat nodig is voor de vervanging van de toestellen. De bewonersgroepen zijn toen omgevormd tot elf speeltuinverenigingen. Zij hebben als belangrijkste taak het in stand houden van veilige speelplekken en toestellen voor hun kinderen. Bijzonder is dat het gaat om openbaar toegankelijke speelplekken, zoals je ook in andere gemeenten vindt. Alleen in Geldermalsen wordt het werk gedaan door bewoners.
Maarten Bosman en ik spraken met Rogier Mulder, de voorzitter van de vereniging ’t Speelbergje in Meteren, Geldermalsen. Hij legt uit dat de vrijwilligers van de speeltuinverenigingen een wekelijkse visuele controle houden van hun toestellen; maandelijks is er een functionele (technische) inspectie. Jaarlijks wordt samen met een door de gemeente ingehuurd bedrijf een grote inspectie gehouden. Alle speeltuinverenigingen hebben een contract met de gemeente en krijgen een jaarlijks budget voor organisatie- en reparatiekosten. Het bestuur in Meteren bestaat uit acht mensen en een flinke groep vrijwilligers.
Omdat er geen vervangingsgeld voor de toestellen is, wordt een groot beroep gedaan op de creativiteit en het ondernemerschap van de vrijwilligersorganisaties om op termijn speeltoestellen en speelplekkentuinen te kunnen vernieuwen. Oftewel, extra inkomsten vinden door subsidies en sponsoren. Voor de speeltuinverenigingen zelf betekent het dat zij sinds 2003 naarstig op zoek naar aanvullende financiële middelen, in de vorm van subsidies zoals Oranjefonds maar vooral naar manieren om sponsoren en schenkingen aan te trekken.
Iedere speeltuinvereniging doet dat op zijn eigen manier. Speeltuin Meteren richt zich vooral op het lokale bedrijfsleven en organiseert activiteiten om geld op te halen bij omwonenden. De speeltuinvereniging in het Middengebied van Geldermalsen, die net een groot speelterrein heeft aangelegd met nieuwe toestellen, werkt nauw samen met het lokale bedrijfsleven.
Maar er wordt ook creatief gedacht en gewerkt. Naar analogie van de bomenbank die door de ondernemer Van der Berk is opgezet voor tijdelijke bomen op het Koningsplein Tilburg denkt Rogier Mulder dat een Toestellenbank kan bijdragen aan het vernieuwen van de diverse eigen speeltuinen.
Het idee is om samen met een groot aantal andere speeltuinen een verzamelbank te maken voor het onderling uitwisselen van speeltoestellen. Op zo’n manier kunnen de speeltuinen vernieuwd worden zonder meteen nieuwe speeltoestellen te hoeven aan te schaffen. Daarvoor is het wel nodig dat de elf speeltuinverenigingen in Geldermalsen meer contact met elkaar hebben en beter gaan samenwerken. Uitwisseling van kennis en ervaringen en leren van elkaar zou de diverse activiteiten van de speeltuinen versterken.
Tegelijkertijd constateert Rogier Mulder dat dergelijke verschillen in de (financiële) mogelijkheden van de speeltuinverenigingen ook een soort segregatie tussen de wijken en kernen van Geldermalsen betekent. Niet alleen het aantal speeltoestellen per gebied kan verschillen, ook de kwaliteit en de mogelijkheden per toestel, want dat is nu afhankelijk van de vraag hoeveel geld de bewoners kunnen regelen of opbrengen. Het is in Geldermalsen niet meer zo dat ieder kind dezelfde speelmogelijkheden heeft.
Het voorbeeld van de speeltuinen in Geldermalsen is bijzonder, omdat het een extra dimensie toevoegt aan de vraag in hoeverre maatschappelijke initiatieven en activiteiten voor meer mogelijkheden voor burgers zorgen. Worden er geen mensen buitengesloten? Kunnen alle burgers meedoen? In Geldermalsen kan dat wat betreft de werkzaamheden – het in stand houden van de speelplekken en -toestellen, wat nu al door wijkbewoners gedaan wordt. De verschillen in speelplekken en speeltoestellen ontstaan omdat men nu zelf moet zorgen voor de investeringen voor vervanging en vernieuwing. In de wijken en kernen waar dat vermogen om zelf die investering te kunnen regelen ontbreekt groeien kinderen op met minder speeltoestellen en kwalitatief mindere speelmogelijkheden. Dat noemen we segregatie als het om wonen gaat, maar sinds Geldermalsen dus ook als het om spelen gaat.
In Buitenspelen 2014-1 verschijnt een uitgebreid artikel over de speeltuinverenigingen in Geldermalsen Ook tijdens de Week van de Openbare Ruimte (7 t/m 11 april te Putten) wordt op vrijdag 11 april tijdens de Participatiekamer het debat gevoerd over de voor- en nadelen van zelfbeheer van speeltoestellen, met als voorbeeld de situatie in Geldermalsen.